De WAM en bijzondere verkeersdeelneming

Een auto vliegt, terwijl deze geparkeerd staat in een privéparkeergarage, in brand en brengt daardoor schade toe aan een pand. Dient deze schade op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te worden vergoed door de WAM-verzekeraar? Volgens een WAM-richtlijn moet de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de ‘deelneming aan het verkeer’ van voertuigen worden verzekerd, maar: neemt een in een privégarage geparkeerde auto deel aan het verkeer?

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft het afgelopen decennium niet stilgezeten en heeft meerdere arresten gewezen die gevolgen hebben voor de reikwijdte van het begrip deelneming aan het verkeer van voertuigen, onder meer naar aanleiding van de hiervoor geschetste casus. In dit artikel ga ik op deze rechtspraak in.

1.  Verplichte WAM-dekking

De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) beoogt bescherming te bieden aan slachtoffers van het gemotoriseerde verkeer, onder meer door de verplichting in artikel 2 WAM om een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten voor een motorrijtuig dat aan het verkeer deelneemt.

Uit artikel 3 WAM blijkt aan welke eisen deze verzekering moet voldoen. De WAM-verzekering dient de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de door het motorrijtuig ‘veroorzaakte’ schade te dekken (artikel 3 lid 5 WAM). Verder bepaalt artikel 3 lid 1 WAM dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe dat motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven gedekt moet zijn. De aansprakelijkheid van de bezitter, houder en bestuurder van het verzekerde motorrijtuig, alsmede van degenen die met het motorrijtuig worden vervoerd, moeten op de WAM-polis verzekerd zijn (al mogen de personen die door diefstal of geweldpleging de macht over het motorrijtuig hebben verschaft en personen die, dit wetende, dat motorrijtuig zonder geldige reden gebruiken, van dekking worden uitgezonderd). De vraag of, en zo ja in hoeverre, deze personen aansprakelijk zijn, wordt overigens niet door de WAM beantwoord; de WAM regelt de verzekeringsdekking en niet de aansprakelijkheid.

De door een motorrijtuigenverzekeraar geboden dekking mag ruimer zijn dan de verplichte dekking zoals uit de WAM volgt. In de praktijk wordt die ruimere dekking door motorrijtuigenverzekeraars vaak geboden. Ook dan blijft echter relevant wat de reikwijdte van de verplichte WAM-verzekering is, onder meer voor de vraag of andere slachtoffervriendelijke bepalingen van de WAM gelden. Zo heeft de benadeelde in geval van een WAM-schade een eigen recht op grond waarvan de benadeelde de WAM-verzekeraar rechtstreeks mag aangespreken (artikel 6 WAM), wat meer zekerheid biedt dan de directe actie (artikel 7:954 BW) en – anders dan de directe actie – ook geldend kan worden gemaakt bij zaakschade en niet alleen bij personenschade. Verder mag de WAM-verzekeraar verweren die hij tegenover zijn verzekerde kan inroepen in principe niet aan de benadeelde tegenwerpen (artikel 11 WAM) en zijn er via de WAM eisen gesteld aan de verzekerde sommen (artikel 22 WAM). Thans geldt een minimumbedrag waarvoor de verzekering moet zijn afgesloten van € 6.070.000 per gebeurtenis voor schade aan personen en € 1.220.000 per gebeurtenis voor schade aan zaken (artikel 2 Besluit bedragen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen).

2.  Deelneming aan het verkeer

De WAM vormt de implementatie van vijf WAM-richtlijnen. De in de WAM en in de WAM-richtlijnen gebruikte bewoordingen komen echter niet overeen: volgens artikel 3 van Richtlijn 2009/103/EG dient de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen te worden verzekerd. De richtlijn heeft het dus over ‘voertuigen’ (en niet over ‘motorrijtuigen’) en over ‘deelneming aan het verkeer’ (en niet over ‘waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven’). Ik zal hierna – in overeenstemming met de rechtspraak van het HvJEU – vooral het begrip voertuig gebruiken, maar daar kan ook motorrijtuig worden gelezen; de definities van motorrijtuigen in artikel 1 WAM en voertuigen in artikel 1 Richtlijn 2009/103/EG komen in grote mate overeen.

Het begrip ‘deelneming aan het verkeer’ is een autonoom begrip dat uniform moet worden uitgelegd.1 Voor de uitleg van dit begrip is daarom primair de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) relevant. Het zal geen gemakkelijk taak zijn geweest om het artikel uit te leggen, omdat de WAM-richtlijnen in verschillende talen zijn opgesteld en die verschillende taalversies niet eenduidig zijn. In zeven van de taalversies – waaronder in de Nederlandse versie – is de verzekeringsplicht beperkt tot deelneming aan het verkeer, maar bij andere taalversies gaat het om het gebruik van voertuigen in zijn algemeen, dus zonder nadere verduidelijking.

Het is duidelijk dat het HvJEU en de Hoge Raad bij de uitleg veel waarde hechten aan het doel van de WAM-richtlijn: slachtofferbescherming. Mede daarom is volgens de jurisprudentie van beide instanties al snel sprake van deelneming aan het verkeer. Volgens het in 2014 gewezen Vnuk-arrest valt onder het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ elk gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie van dit voertuig.2 Onder het gebruik van voertuigen valt niet alleen het besturen van het voertuig, maar ook andere normale handelingen die door bestuurders of passagiers worden verricht. Het is bijvoorbeeld niet vereist dat het voertuig aan het rijden was of dat de motor in werking was gesteld.3 Het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ omvat ook een situatie waarin de passagier van een voertuig op het parkeerterrein van een supermarkt het portier opent en het ernaast geparkeerde voertuig beschadigt.4 Het openen van het portier van een voertuig moet volgens het HvJEU worden beschouwd als gebruik van het voertuig, aangezien dit het mogelijk maakt dat personen in- en uitstappen.

Het HvJEU heeft verder de vraag beantwoord of op een particulier terrein kan worden deelgenomen aan het verkeer. Een tractor met aanhangwagen reed op de binnenplaats van een boerderij achteruit om een schuur binnen te rijden.5 Hij reed daarbij tegen een ladder aan waarop een persoon genaamd Vnuk stond, die vervolgens van deze ladder afviel. Volgens het HvJEU hoorde de manoeuvre van de tractor op het particuliere terrein bij het normale gebruik van het voertuig en dus onder de WAM-richtlijn. Ook op een particulier terrein kan dus worden deelgenomen aan het verkeer.

Een daarna gewezen arrest handelde over een militair terreinvoertuig dat zich verplaatste in een militair gebied dat verboden terrein was voor niet-militaire voertuigen. Het voertuig reed in een zone die niet geschikt was voor voertuigen op wielen, maar bedoeld was voor voertuigen met rupsbanden. De WAM-verzekeraar betoogde dat het militair terreinvoertuig in casu niet deelnam aan het verkeer omdat het terrein daarvoor ongeschikt was.6 Het HvJEU oordeelde echter anders; ook op een dergelijke particulier terrein kan worden deelgenomen aan het verkeer.

Uit het recente arrest van het HvJEU blijkt opnieuw dat de slachtofferbescherming ver gaat.7 Het arrest draaide om een voertuig dat al meer dan 24 uur in een privégarage geparkeerd stond toen in het voertuig een brand ontstond, wat schade veroorzaakte aan een pand. Het was natuurlijk de vraag of hier nog wel sprake was van een ‘gebruik’ van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie ervan. De WAM-verzekeraar kon immers goed betogen dat het voertuig geen enkel risico vormde voor weggebruikers en hier juist niet werd gebruikt; het stond geparkeerd.

Het HvJEU meent echter dat het geparkeerd staan van een voertuig een natuurlijke en noodzakelijke fase is die integraal deel uitmaakt van het gebruik ervan als vervoermiddel. Het HvJEU heeft dan ook geconcludeerd dat een voertuig in beginsel wordt gebruikt overeenkomstig zijn functie als het voertuig geparkeerd staat tussen twee verplaatsingen. Met het gebruik van de woorden ‘in beginsel’ kan worden afgeleid dat er enige ruimte is voor uitzonderingen, zodat er discussie mogelijk blijft. Het is (mij) echter niet duidelijk om welke uitzonderingen het gaat. Het enkele feit dat een voertuig lang geparkeerd staat, lijkt in ieder geval onvoldoende, aangezien het HvJEU expliciet heeft toegevoegd: ‘Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het feit dat het voertuig al meer dan 24 uur geparkeerd stond in die garage. Het parkeren van een voertuig betekent immers dat het – soms lange tijd – blijft staan tot de volgende verplaatsing.

Het arrest zou onder meer relevant kunnen zijn voor eigenaars van elektrische auto’s, waarin wellicht vaker brand ontstaat tijdens het parkeren (en opladen). Indien de eigenaar aansprakelijk is, lijkt de aansprakelijkheid onder de verplichte WAM-dekking te vallen, ook omdat het HvJEU in het arrest duidelijk heeft gemaakt dat het niet uitmaakt waar de brand is veroorzaakt. Zodra het aan de oorsprong van het ongeval liggende voertuig beantwoordt aan de definitie van voertuig hoeft niet verder te worden nagegaan welk onderdeel van het voertuig de schade heeft veroorzaakt of waarvoor dat onderdeel dient.

Het HvJEU heeft de lijn nogmaals bevestigd, ditmaal in een arrest over een auto die olie en andere glibberige vloeistoffen lekte op de parkeerplaats in een privégarage waar de auto geparkeerd stond.8 Op een bepaald moment had zich een grote plas olie op die parkeerplaats verzameld. De eigenaar van de auto die op de naastgelegen parkeerplaats was geparkeerd, gleed uit over deze olie. Het HvJEU overwoog opnieuw dat de verplaatsing van een auto en het parkeren ervan in een privégarage onderdeel vormen van gebruik van dat voertuig dat overeenstemt met de functie van vervoermiddel en dat ook hier sprake was van deelneming aan het verkeer.

3.  Multifunctioneel voertuig

Zoals hiervoor besproken, heeft het HvJEU in 2014 in het Vnuk-arrest bepaald dat elk gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie ervan, onder deelname aan het verkeer valt. Wansink heeft er echter op gewezen dat dit criterium onbruikbaar lijkt voor de multifunctionele voertuigen, zoals vorkheftrucks, mobiele kraanwagens en mobiele graafmachines.9 Deze kunnen rijden en zijn voertuigen in de zin van de WAM-richtlijn, maar worden ook gebruikt als werktuig. Als een mobiele graafmachine op een bouwplaats graafwerkzaamheden verricht en daarbij een verzakking van een pand veroorzaakt, dan lijkt op zich sprake van het gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie van dat voertuig; het graven is een gebruikelijke functie van een graafmachine. Is het de bedoeling dat ook dergelijke schade onder de verplichte WAM-verzekering zou vallen?

Het antwoord hierop kan uit een door het HvJEU in 2017 gewezen arrest worden afgeleid.10 Deze kwestie draaide om een tractor, die stilstond en bestrijdingsmiddel op wijnstokken in een wijngaard aanbracht. Het bestrijdingsmiddel bevond zich in een reservoir dat was voorzien van een verstuiver en was vastgemaakt aan de achterkant van de landbouwtractor. De motor draaide om de pomp aan te drijven waarmee bestrijdingsmiddel werd gesproeid. Door het gewicht van de tractor, de trillingen die de motor en de pomp van de sproeier met zich brachten, de bediening van een sproeislang, en de zware regenval van die dag, ontstond een grondverschuiving. De tractor werd meegesleurd, stortte naar beneden van terrassen en sloeg over de kop. Een werknemer van de wijngaard kwam onder de tractor terecht en werd doodgedrukt.

Uit het arrest van het HvJEU volgt dat niet elk gebruik van een multifunctioneel voertuig onder de verplichte WAM-dekking valt, maar alleen als het ten tijde van het ongeval wordt gebruikt als vervoermiddel. Volgens het HvJEU moet bij een ongeval met een multifunctioneel voertuig worden onderzocht of het voertuig op het moment waarop het bij een ongeval betrokken raakte voornamelijk als vervoermiddel werd gebruikt of als machine. In het eerste geval is sprake van deelneming aan het verkeer en in het tweede geval niet. Toen het ongeval met de betrokken tractor plaatsvond werd deze gebruikt als generator om kracht op te wekken voor de pomp waardoor de sproeier kon werken. Dit gebruik houdt voornamelijk verband met de functie van de tractor als machine en niet als vervoermiddel, reden waarom de tractor hier niet deelnam aan het verkeer.

Kort hierna mocht ook de Hoge Raad een oordeel vellen over een multifunctioneel voertuig.11 In dit geval ging het om een vorkheftruck, die werd gebruikt bij het plaatsen van prefab betonnen elementen voor de bouw van een uiendroogwand. De voorraad betonnen elementen stond op de vloer van de loods. Er werd telkens één element met de heftruck van de voorraad gehaald en vervolgens vervoerd naar de plaats waar de elementen op elkaar gestapeld moesten worden. Bij het naar voren rijden zijn de lepels van de vorkheftruck in aanraking gekomen met een betonnen element, dat vervolgens is omgevallen en terecht is gekomen op de benen van het slachtoffer waardoor zijn onderbenen geamputeerd moesten worden.

De Hoge Raad heeft bij de beoordeling van deze zaak de jurisprudentie van het HvJEU geciteerd en overwogen dat de vraag of een motorrijtuig wordt gebruikt om daarmee deel te nemen aan het verkeer of om de werktuigfunctie ervan te benutten, afhangt van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het hof dat de vorkheftruck ten tijde van het ongeval als vervoermiddel diende, geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De manoeuvre werd uitgevoerd bij het vervoeren van een betonnen element en het ongeluk is ontstaan doordat de chauffeur bij het naar voren rijden van de vorkheftruck met de lepels daarvan in aanraking is gekomen met een betonnen element.

Hiervoor heb ik de vraag gesteld of het de bedoeling is dat de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een graafmachine die graafwerkzaamheden verricht en daardoor een verzakking van een pand veroorzaakt, onder de verplichte WAM-dekking valt. Op basis van de hiervoor besproken jurisprudentie kan deze vraag worden beantwoord: dat is niet de bedoeling; deze graafmachine wordt op het moment dat deze bij het schadevoorval betrokken raakt als machine gebruikt en niet als vervoermiddel.

Ik kan mij voorstellen dat de oudere rechtspraak over de vraag of een multifunctioneel voertuig een WAM-schade heeft veroorzaakt nog enige relevantie houdt. Zo lijkt mij dat een mobiele hijskraan, die tijdens hijswerkzaamheden breekt en op de kraanmachinist valt, ook thans geen WAM-schade is; de kraan werd op het moment waarop het bij een ongeval betrokken raakte voornamelijk als machine gebruikt en niet als vervoermiddel.12 Het zou in dergelijke gevallen ook vreemd zijn als voor een stilstaande mobiele kraan waarmee werkzaamheden worden verricht iets anders zou gelden dan voor een torenkraan (die niet mobiel is). Of denk andersom juist aan een mobiele hoogwerker die wordt gebruikt om bermbegroeiing te verwijderen en bij het verrijden naar de volgende boom over snoeihout rijdt waardoor iemand ernstig letsel oploopt. Dat geval was volgens Hof Den Bosch een verkeersrisico en zou vermoedelijk ook thans onder de WAM vallen.13

4.  Wijziging WAM-richtlijn

De Europese Commissie heeft in 2018 een voorstel gedaan tot wijziging van de WAM-richtlijn, om de reikwijdte van de WAM-richtlijn te verduidelijken en de jurisprudentie te codificeren.14 Hierin heeft de Europese Commissie onder meer voorgesteld om aan de WAM-richtlijn een definitie van het begrip ‘deelneming aan het verkeer van een voertuig’ toe te voegen, namelijk: ‘het gebruik van een voertuig, normaal gezien bestemd als vervoermiddel, dat overeenstemt met de gebruikelijke functie van dat voertuig, ongeacht de kenmerken van het voertuig en ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt en of het stilstaat of in beweging is.’ Ik vraag mij af of deze definitie voldoende helder maakt dat een multifunctioneel voertuig dat wordt betrokken bij een ongeval terwijl het wordt gebruikt als werktuig, niet deelneemt aan het verkeer. In reactie op het voorstel van de Europese Commissie heeft het Europees Parlement voorgesteld om de definitie als volgt te laten luiden: ‘het gebruik van een voertuig in het verkeer, dat op het ogenblik van het ongeval overeenstemt met de functie van het voertuig als vervoermiddel, ongeacht de kenmerken van het voertuig en ongeacht het terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt en of het stilstaat of in beweging is.’15 Deze toevoeging dat het gebruik van het voertuig op het ogenblik van het ongeval overeen moet stemmen met de functie van het voertuig als vervoermiddel, lijkt mij daarom verhelderend.

Het wijzigingsvoorstel ligt thans voor de eerste lezing bij de Raad van de Europese Unie.16

5.  Samenvatting en aanbevelingen voor de praktijk

Het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ in de zin van artikel 3 lid 1 van de WAM-richtlijn (Richtlijn 2009/103/EG) omvat ieder gebruik van een voertuig als vervoermiddel.

De rechtspraak laat zien dat er weinig ruimte is om te betogen dat een voertuig niet aan het verkeer deelneemt als het gaat om een voertuig dat uitsluitend als vervoermiddel kan worden gebruikt. Het is duidelijk dat ook een stilstaand voertuig of zelfs een geparkeerd voertuig kan worden beschouwd als een voertuig dat deelneemt aan het verkeer. Om tot dekking onder een WAM-verzekering te komen, is het overigens wel vereist dat het voertuig de schade heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld door de plaats die het inneemt, of door het feit dat het in brand vliegt.

Verzekeraars die een WAM-dekking bieden zullen er gelet op de slachtoffervriendelijke uitleg van de WAM rekening mee moeten houden dat zij in meer gevallen rechtstreeks kunnen worden aangesproken dan wellicht eerder voorzien. Deze verzekeraars doen er daarom verstandig aan om er bij het sluiten van vaststellingsovereenkomsten voor te zorgen dat niet alleen hun verzekerden finaal worden gekweten, maar ook de verzekeraars zelf.

Bij multifunctionele voertuigen blijft discussie mogelijk en dient te worden onderzocht of het voertuig op het moment waarop het bij een ongeval betrokken raakte voornamelijk als vervoermiddel werd gebruikt of als machine. De beoordeling hangt af van de omstandigheden van het geval en zal verder door de feitenrechtspraak moeten worden ingevuld. Ik kan mij voorstellen dat ook na de invoering van de nieuwe Richtlijn de oudere rechtspraak over de vraag of een multifunctioneel voertuig een WAM-schade heeft veroorzaakt nog enige relevantie houdt.

 

Noten

1 HvJEU 20 december 2017, C-334/16, ECLI:EU:C:2017:1007 (Núñez Torreiro).

2 HvJEU 4 september 2014, C-162/13, ECLI:EU:C:2014:2146RAV 2014, 97 (Vnuk).

3 Zie ook al HR 12 januari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AC2297, NJ 1979/291; VR 1979/62 (Interpolis/Waarborgfonds Motorverkeer).

4 HvJEU 15 november 2018, ECLI:EU:C:2018:917 (Baltic Insurance Company).

5 HvJEU 4 september 2014, C-162/13, ECLI:EU:C:2014:2146RAV 2014, 97 (Vnuk).

6 HvJEU 20 december 2017, ECLI:EU:C:2017:1007 (Núñez Torreiro).

7 HvJEU 20-06-2019, C‑100/18, ECLI:EU:C:2019:517 (Línea Directa Aseguradora).

8 HvJEU 11 december 2019, Bueno Ruiz en Zurich Insurance (C-431/18, niet gepubliceerd, maar besproken door A-G Bobek in ECLI:EU:C:2021:125).

9 Wansink, J.H. (2015), ‘Hoe helder is de Europese invulling van het WAM-begrip “deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen”?’, AV&S 2015/8, afl. 2.

10 HvJEU 28 november 2017 zaak C-514/16, ECLI:EU:C:2017:908RAV 2018, 22 (Rodrigues de Andrad).

11 HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:877«JA» 2018/118.

12 Commissie Samenloop 17 juni 1988, nr. 44, VR 1989, p. 90.

13 Hof Den Bosch 9 september 2008, RAV 2009, 31.

14 Wetsvoorstel d.d. 24 mei 2018, COM(2018)336 – 2018/0168 (COD)

15 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52019AP0110&from=NL

16 https://eur-lex.europa.eu/procedure/NL/2018_168.

Josine Potharst

Josine Potharst